Het winkeltje van Aagje Commandeur-Deen Cees Commandeur, geboren op 15 september 1882, was al op jonge leeftijd ouderloos. Zijn moeder overleed in 1893 en zijn vader overleed een jaar later aan de gevolgen van een val uit een boom. Cees Commandeur werd “thuisgehaald” bij Adrianus (Janus) Wijte en zijn vrouw. Wijte was de machinist van het stoomgemaal aan de Obdammerdijk. Op 30 augustus 1905 trouwde Cees Commandeur met Agatha (Aagje) Deen. Cees en Aagje gingen wonen aan de Obdammerdijk in een oud huisje achter het stoomgemaal. Later woonden Cees en Aagje in een huisje dat gestaan heeft tussen de percelen Dorpsstraat 81 (thans Bouwbedrijf Klaver) en Dorpsstraat 85 (v/h familie Henselmans). De vrouw van Janus Wijte overleed in 1912 en Janus trok toen op zijn beurt in bij het gezin van Cees Commandeur en Aagje Deen in het kleine huisje aan de Dorpsstraat. Cees Commandeur verdiende zijn brood als timmerman-aannemer en meestermolenmaker. Hij overleed op 19 januari 1924 op 41-jarige leeftijd. Aagje bleef achter met gezin met tien jonge kinderen! Door het overlijden van Cees Commandeur was het gezin in feite brodeloos. Aagje Commandeur-Deen was echter niet het type dat bij de pakken ging neerzitten en bleek een doortastende en ondernemende vrouw. Het aannemersbedrijfje werd overgedaan aan Piet Klaver en Cilia Oudejans. Aagje kreeg 100 gulden van haar zwagers en kocht daarvoor een hengselmandje en een voorraadje verpakte levensmiddelen en in een slaapkamertje van haar kleine huisje begon zij een kruidenierswinkeltje. In het begin verkocht zij uitsluitend verpakte artikelen. Een echte weegschaal met gewichtjes, nodig voor de verkoop van onverpakte artikelen, was voor haar voorlopig onbetaalbaar. De artikelen werden uitgestald op een paar planken. Aagje’s oudste dochter Grietje, nog maar veertien jaar oud, ging het huishouden doen in het grote gezin en moeder Aagje ging op haar tripjes of tripklompen met een leren bandje aan de bovenkant, de boodschappen uitventen met haar nieuwe hengselmandje.
Om het venten te vergemakkelijken schafte Aagje een duwkar aan, ook wel bakkerswagen genoemd. Deze kar werd voortgeduwd door de kinderen Commandeur en moeder Aagje ventte de boodschappen uit. Later kwam er een transportfiets met voorop een vierkante mand en uiteindelijk werd een driewielige bakfiets met een gesloten bak gekocht. Het venten werd toen aan de kinderen overgelaten, vooral aan Aagje’s oudste zoon Jaap, geboren op 21 juni 1907. Ook in de winkel deden modernere instrumenten langzamerhand hun intrede. De weegschaal met gewichtjes werd vervangen door een moderne snelweger met een pijl voor de aanduiding van het gewicht en in plaats van een geldbak in een lade kwam er een kasregister met hendeltjes en een slinger. De prijs van het gekochte artikel werd met hendeltjes, die naar beneden moesten worden gedrukt, ingesteld op het kasregister en vervolgens werd de prijs afgedrukt op de kassabon door een aantal malen aan de slinger te draaien. Tot slot werden alle prijzen bij elkaar opgeteld en werd een kassabon afgedrukt. Ook kwam er een elektrische koffiemolen waardoor, na veel geraas van het luidruchtige apparaat, een pakje koffiebonen vers gemalen aan de klant kon worden meegegeven. Sigaren kostten, afhankelijk van de kwaliteit, 3 tot 6 cent per stuk en voor een pakje sigaretten van twintig stuks moest 15 cent worden betaald. Ook pijp- en pruimtabak gingen in ruime mate over de toonbank. Wie kent ze nog de puntzakjes “Pool’s pruimtabak” en het verschijnsel van de voornamelijk oudere mannen die op straat regelmatig een bruine straal tabakssap uitspuwden? Later kwam er ook een houten kast in de winkel met drogisterijartikelen en op zolder werden klompen en zachtlederen klompsokken verkocht. In het begin van de jaren dertig werd de winkel verbouwd. Achter de winkel werd door aannemer Piet Borst een groot pakhuis en een schuur met een grote extra zolder met houten stellingen gebouwd. Voor de vleeswaren werd een met de hand aangedreven snijmachine aangeschaft en een elektrische koelkast. Een tafelmodel van het Amerikaanse merk “Goldspot”. De slagers in Obdam waren toen nog niet zo ver. Zij gebruikten wel koelkasten om hun vlees langer te kunnen bewaren, maar gebruikten staven ijs voor de koeling. De kruidenierszaak werd in die tijd vooral
gedreven door Aagje’s zoon Jaap. Zo langzamerhand was hij de
kruidenier geworden. Hij had zakelijk inzicht en veel gevoel
voor reclame. “Het kleine winkeltje met de grote omzet”, was
zijn slogan in krantjes en folders. Bij het tienjarig bestaan
van de winkel in 1934 werden filmvoorstellingen gegeven in zaal
“De Admiraal” van Jan Tambach. De toegang was gratis! De
middagvoorstelling was bestemd voor de jeugd. Dit jeugdprogramma
bestond voornamelijk uit de vertoning van animatiefilms zoals
“Micky Mouse” etc. De meeste kinderen hadden nooit eerder een
film gezien en dat betekende veel angstig gegil wanneer een auto
of een trein vanaf het filmdoek schijnbaar de zaal inreed. Na
afloop kregen de kindertjes een vlaggetje en wat snoepgoed. Een
ongekende luxe, zo midden in de crisistijd!
Bij een andere actie zette hij een nieuwe fiets in de etalage en omwikkelde deze met een meterslang lint. Wanneer een klant dan zijn boodschappen had gedaan, mocht hij een schatting maken van de lengte van het lint en daarmee een kans maken om eigenaar te worden van de fiets. Het was in die tijd heel belangrijk voor
een middenstander dat hij actief was in het gemeenschapsleven.
Voornamelijk om de klantenkring te behouden en te vergroten.
Jaap Commandeur begreep dit heel goed en daarmee werd hij een
bekend figuur in het dorp. Hij was lid van de “Propagandaclub
Sint Paulus”, lid van de toneelvereniging “Rein Genoegen”, lid
van het “R.K. Kerkkoor” en lid van de “Vrijwillige Landstorm”.
De landstorm oefende op het schoolpleintje van de vroegere
openbare school naast de smederij van Simon de Boer. Ook was hij
voorzitter van de plaatselijke middenstandsvereniging,
voorzitter van de “Bond voor het Gezin”, voorzitter van de
plaatselijke damvereniging “Op Naar Dam” en kerkmeester van de
parochie “Sint Victor”. Verder was hij bestuurslid van een
inkooporganisatie en eveneens van een verkooporganisatie Op 23 mei 1937 had Jaap Commandeur het winkelbedrijf van zijn moeder overgenomen. Moeder Aagje ging tijdelijk wonen in een woning naast de slagerij van Jan Konijn en in 1939 verhuisde zij naar de helft van een door melkboer Jan Kruunenberg gebouwde dubbele woning, vlakbij haar oude kruidenierszaak.
Jaap Commandeur overleed op 1 april 1991 in Haarlem en zijn vrouw, Tiny Noordstrand, overleed op 9 oktober 2003 eveneens in Haarlem. Zij bereikte de gezegende leeftijd van negentig jaar. In januari 1960 verkocht Vok Commandeur de zaak in Obdam aan Arie Rood. Deze heeft het kruideniersbedrijf voortgezet tot oktober 1978. Arie heeft de zaak toen beëindigd en het gehele pand verbouwd tot een particulier woonhuis. In 1989 verkocht hij het perceel Dorpsstraat 253 en betrok in Obdam een andere woning. Bron: Piet Koenis Lelystad
|